Op 28 februari 2010 is de Nederlandse Joël (23) samen met zijn Braziliaanse vriendin Sandra doodgeschoten in São Luís in Brazilië. Sandra was makelaar en werd met een telefoontje gelokt naar een huis dat bij haar in de verkoop stond. Joël ging met haar mee. Toen Joël de deur opende voor de mogelijke koper, werd hij door een man in zijn hoofd geschoten. Sandra werd daarna vermoord. Hierna stapte de man op zijn motor en reed weg. De ex-man van Sandra, Sergio Damiani, wordt gezien als de opdrachtgever. Sandra had een rechtszaak tegen hem aangespannen, omdat hij dingen achtergehouden zou hebben bij het verdelen van de bezittingen tijdens hun scheiding.
Op jonge leeftijd was Joël al wijs en filosofisch. Iedereen die hem kende vond hem een fijne en vriendelijke jongen. Tijdens zijn MBO-opleiding Internationale Groothandel wilde hij voor zijn stage graag naar Brazilië. Daar werd hij verliefd op Sandra. Hij maakte zijn studie in Nederland af en vertrok zodra het kon weer terug naar Brazilië. Brazilië had een geweldig effect op Joël. Joël en Sandra gingen samen aan het werk in de makelaardij en startten de bouw van hun eigen woning. Ze waren samen een leven aan het opbouwen.
Loes en Frans, de ouders van Joël, roepen direct na het verschrikkelijke nieuws om hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De zus van Sandra en een vriend van Joël houden hen vanuit Brazilië in het begin op de hoogte, maar al snel horen zij niets meer. Ook het contact met het Ministerie van Buitenlandse Zaken verloopt stroef. Zij vertellen Loes en Frans dat ze zich niet mogen bemoeien met de rechtsgang in andere landen. In Brazilië is het politieonderzoek afgesloten, ondanks talrijke aanwijzingen die de mogelijke daders hadden kunnen identificeren. Er loopt momenteel alleen een rechtszaak tegen de deelstaat over een schadevergoeding voor het aangedane leed. Ook de uitspraak hierover laat op zich wachten. De Inter-Amerikaanse Commissie van de Rechten van de Mens heeft de zaak in behandeling genomen wegens een ongerechtvaardigde vertraging van het politieonderzoek.
Loes en Frans moeten nog elke dag knokken voor rechtvaardigheid. Zij voelen zich door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de steek gelaten. Dat na 14 jaar ze alles nog steeds zelf moeten uitzoeken, terwijl het een moord op een Nederlands staatsburger betreft, dat doet hen extra veel pijn. Ze voelen zich niet gesteund. Loes en Frans doen daarom een oproep aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken: Wij vragen niet wat u niet kunt doen, wij vragen u wat u wél kunt doen.