Op 30 augustus 1997 was Justus Hertig, een 28-jarige man uit Tilburg, samen met zijn neef Audy en twee vrienden op stap in de binnenstad van Tilburg. Rond 01.00 uur besloten zij naar café Bolle op het Piusplein te gaan. Terwijl zij naar binnen liepen, liep een man op agressieve wijze tegen Audy aan, waardoor een woordenwisseling ontstond. De situatie escaleerde toen ze naar buiten gingen, waar de man een mes trok en Justus ernstig verwondde toen hij zijn neef te hulp schoot. Justus werd geraakt in zijn schouder, waardoor zijn sleutelbeen brak en een slagader werd doorgesneden. Justus raakte in coma en twee weken later is hij aan zijn verwondingen overleden.
Justus Hertig werd geboren op 8 januari 1969. Hij was een goed uitziende jongeman, die hield van uitgaan en een groot gevoel voor humor had. Justus was altijd vrolijk en behulpzaam, met een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Hij had een vijfjarig zoontje, Ricardo, die centraal stond in zijn leven. Justus wordt door zijn nabestaanden herinnerd als iemand die vol in het leven stond en een groot sociaal netwerk had.
Er kwam een uitgebreid politieonderzoek naar de moord op Justus Hertig. Er werden 25 rechercheurs ingezet en getuigenverklaringen leidden tot een compositietekening van de dader. In oktober 1997 werd een verdachte gearresteerd, maar hij werd ook weer vrijgelaten toen bleek dat deze man niets met de zaak te maken had. Het onderzoek liep vervolgens vast, tot in 2002 een nieuwe verdachte in beeld kwam. Deze man werd echter vrijgesproken door een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het doet de familie van Justus heel veel pijn dat de dader tot op de dag van vandaag nog niet is gepakt. De familie zal het nooit vergeten en zal het niet loslaten totdat degene die verantwoordelijk is voor de dood van Justus in beeld is. Halfzus Kiki vindt dat het tijd wordt dat mensen gaan praten. Zij kan maar niet begrijpen hoe de dader met dit op zijn geweten kan leven. Heeft deze man inmiddels zelf kinderen die uitgaan? En hoe voelt hij zich daarbij? Kiki zal er alles aan doen om de dader te vinden: ‘Ik geef niet op.’